Zowel bij de Achelse Kluis als bij de Zeelberg brengen we zand in de Tongelreep op verschillende plekken (zandsuppletie). Het water verspreidt zelf het zand door de beek. De huidige Tongelreep is namelijk op veel plaatsen nog te diep. Zo maken we de beek ondieper en laten we het water het meeste werk doen.

Om goed in de gaten te houden hoe het zand zich in de beek verspreidt, voeren wij regelmatig controlemetingen uit. Door op verschillende plaatsen in de beek de diepte te meten, krijgen wij een goed beeld van het verloop van het proces. Hierdoor zijn wij er bijvoorbeeld achter gekomen dat op sommige plaatsen de beek nog wat dieper blijft dan we zouden willen. Deze informatie gebruiken we om bij de volgende zandsuppleties. We brengen op die plaatsen dan meer zand in de beek. Na een aantal jaar heeft de beek zelf zijn natuurlijke evenwicht gevonden. Dan stoppen we met het inbrengen van nieuws zand. Het zand maakt dan onderdeel uit van de nieuwe (hogere) beekbodem.