Je vindt hier een aantal rekenvoorbeelden voor de bepaling van de zuiveringsheffing voor forfaitaire bedrijven. Dat zijn bedrijven waarbij het aantal vervuilingseenheden (v.e.) kleiner is dan 5.

Voorbeelden

Voorbeeld bedrijfsruimte

Een bedrijfsruimte loost huishoudelijk afvalwater. De hoeveelheid ingenomen water wordt vermenigvuldigd met de geldende afvalwatercoëfficiënt 0,023.

  • Is het aantal kubieke meters water meer dan 45, maar minder dan 218, dan volgt een aanslag voor 3,0 vervuilingseenheden.
  • Is het aantal kubieke meter water kleiner dan 45 dan volgt een aanslag voor 1,0 v.e..

Is de watermeter aan een woonruimte en een bedrijfsruimtes verbonden? Dan wordt bij de bepaling van het waterverbruik van de bedrijfsruimte het totaalverbruik verminderd met 135 m3 als de woonruimte wordt bewoond door meer dan één persoon.

Als de woning door één persoon wordt bewoond met 45 m3. Het restant verbruik wordt toegerekend aan de bedrijfsruimte.

Voorbeeld combinatie woon- en bedrijfsruimte

  • Voorbeeld 1:
    Een woning bewoond door twee of meer personen met daaraan verbonden een bedrijfsruimte loost huishoudelijk afvalwater. De berekeningswijze van de vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte is:
    Stel ingenomen hoeveelheid water (volgens de waterrekening): 350 m3
    Af: aftrek hoeveelheid ingenomen water door woning: 135 m3
    Resteert: 215 m3 x afvalwatercoëfficiënt 0,023 = 4,9 v.e.
    Dit is minder dan 5 v.e.. Dit betekent een aanslag voor het bedrijfsgedeelte 3 v.e..
    De woning wordt ook voor 3 v.e. aangeslagen.
    In totaal word je voor 6 v.e. aangeslagen.
  • Voorbeeld 2:
    Een woning bewoond door één persoon met daaraan verbonden een bedrijfsruimte loost huishoudelijk afvalwater. De berekeningswijze van de vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte is:
    Stel ingenomen hoeveelheid water (volgens de waternota): 250 m3
    Af: aftrek hoeveelheid ingenomen water door woning: 45 m3
    Resteert: 205 m3 x afvalwatercoëfficiënt 0,023 = 4,7 v.e.
    Dit is minder dan 5 v.e.. Dit betekent een aanslag voor het bedrijfsgedeelte 3 v.e..
    De woning wordt voor 1 v.e. aangeslagen.
    In totaal word je voor 4 v.e. aangeslagen.
  • Voorbeeld 3:
    Een woning bewoond door twee of meer personen met daaraan verbonden een bedrijfsruimte loost huishoudelijk afvalwater. De berekeningswijze van de vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte is:
    Stel ingenomen hoeveelheid water (volgens de waternota): 175 m3
    Af: aftrek hoeveelheid ingenomen water door woning: 135 m3
    Resteert: 40 m3 x afvalwatercoëfficiënt 0,023 = 0,8 v.e.
    Dit is minder dan 1 v.e..  Dit betekent een aanslag voor het bedrijfsgedeelte 1 v.e.. De woning wordt voor 3 v.e. aangeslagen.
    In totaal word je voor 4 v.e. aangeslagen.
  • Voorbeeld 4:
    Een woning bewoond door één persoon met daaraan verbonden een bedrijfsruimte loost huishoudelijk afvalwater. De berekeningswijze van de vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte is:
    Stel ingenomen hoeveelheid water (volgens de waternota): 85 m3
    Af: aftrek hoeveelheid ingenomen water door woning: 45 m3
    Resteert: 40 m3 x afvalwatercoëfficiënt 0,023 = 0,9 v.e.
    Dit is minder dan 1 v.e.. Dit betekent een aanslag voor het bedrijfsgedeelte 1 v.e..
    De woning wordt ook voor 1 v.e. aangeslagen.
    In totaal word je voor 2 v.e. aangeslagen.