Tijdens het uitgraven van een nieuwe poel langs de Groote Beerze, zijn archeologische grondsporen gevonden. Door onderzoek van RAAP, advies- en onderzoeksbureau voor archeologie en cultuurhistorie, blijkt dat het gebied in de IJzertijd (ca. 800 - 12 v. Christus) bewoond werd.

De gevonden sporen bestaan uit kleine, ronde, grijze grondverkleuringen die de locatie aangeven waar ooit houten (funderings)palen hebben gestaan. Het blijkt te gaan om een plattegrond van een boerderij van minimaal 20 meter lang en 8,5 meter breed. Dat soort boerderijen bestonden uit een woon- en een stalgedeelte. Archeologen spreken daarom van een zogenaamd woonstalhuis. Mensen en vee leefden onder hetzelfde dak.

Fysieke resten

Naast grondverkleuringen zijn ook enkele “fysieke” resten van het huis gevonden. Vormeloze brokjes huttenleem van de wanden van het huis die waren opgebouwd uit een vlechtwerk van takken en twijgen waarop leem werd uitgesmeerd. Het dak was van stro of riet. Door aardewerkscherven uit deze sporen, van potten van de oorspronkelijke bewoners, kunnen de resten van het huis alvast gedateerd worden in de IJzertijd (ca. 800-12 v. Christus). Verder onderzoek van RAAP moet deze datering verfijnen.

Resten van woonstalhuis poel Groote Beerze
Resten van woonstalhuis bij Groote Beerze

Droog genoeg om er te wonen

“Het is erg toevallig dat er net op de locatie van een nieuwe poel een (volledige) huisplattegrond aangetroffen wordt. Uiteindelijk is de poel maar een klein venstertje met zicht op het onderliggende bodemarchief. Ook is het bijzonder om zo dicht bij de beek resten van bewoning aan te treffen. Nu krijgen we er geregeld natte voeten, maar meer dan 2000 jaar geleden was het gebied in elk geval droog genoeg om er te wonen”,  aldus RAAP.