De belangrijkste reden om een beek of sloot te maaien, is om te zorgen dat het water weg kan. Zo zorgen we dat de beek of sloot niet dichtgroeit en voorkomen we wateroverlast. Bovendien kan het water blijven stromen, wat goed is voor de waterkwaliteit en het waterleven. Aan de andere kant is niet maaien juist een goede manier om droogte tegen te gaan en water vast te houden. Door begroeiing in een beek of sloot te laten staan, stroomt het water langzamer weg. Het waterpeil wordt hierdoor hoger. De laatste jaren kijken we daarom goed of we het maaien in droge tijden kunnen uitstellen. En op welke plekken we dat dan het beste kunnen doen.

Door af te wijken van onze maaiplanning en het maaien uit te stellen, wordt het risico op wateroverlast groter. Want als er een hevige regenbui valt, kan door begroeiing in een beek het water niet snel genoeg weg. De beek stroomt dan over. En als er van zulke hevige regenbuien worden voorspeld, we kunnen niet ineens overal tegelijk gaan maaien. Op plekken waar de risico's op wateroverlast groot zijn, stellen we het maaien daarom liever niet uit. Bijvoorbeeld in stedelijk gebied en op plekken waar boeren hun gewassen telen. Maar ook op plekken waar riooloverstorten zitten.

Niet maaien bij droogte is dus makkelijker gezegd dan gedaan. Waar we kunnen, stellen we maaien bij droogte uit. Toch maaien we de meeste beken en sloten volgens onze maaiplanning. Want aan de hand van verschillende factoren, zoals de risico's op wateroverlast of het behoud van biodiversiteit, wordt de maaiplanning zorgvuldig gemaakt.